De nieuwbouw van het orgel

Het nieuwe continuo-orgel mag worden beschouwd als volledige nieuwbouw met gebruikmaking van een belangrijk deel van het pijpwerk afkomstig uit het voormalige Verschueren orgel. De brand in 2010 had het orgel dermate beschadigd, dat het houtwerk (houten kast en houten mechanieken), de speeltafel en ook de orgelpijpen vooraan in het instrument, onherstelbaar beschadigd zijn geraakt. Het mag als een wonder worden beschouwd dat het fraaie pijpwerk achter het front nog grotendeels intact was. Dit mooie pijpwerk is grotendeels gebruikt bij de bouw van het nieuwe continuo-orgel. Een bijzonder kenmerk is dat het pijpwerk zacht geïntoneerd is. Het orgel stond immers voorheen in een klooster- en ziekenhuiskapel. Deze zachte intonatie van dit nieuwe instrument komt volledig tot zijn recht in de ruimte waar het nu staat.

Ons nieuwe orgel noemen wij ook een continuo-orgel, niet alleen omdat het orgel verplaatsbaar is, maar ook vanwege de ‘zachte en liefelijke klanken’. Eigenlijk mogen wij het orgel beschouwen als een ‘uitgebreid continuo-orgel’, omdat het naast begeleidingsregisters ook verschillende soloregisters heeft. Het is een volwaardig pijporgel met twee klavieren (manualen), volledig pedaal en acht registers.

Zowel het kenmerk van continuo zit in dit nieuwe instrument (zachte registers en verplaatsbaar) alsook mooie registers voor soloregistraties en een koppeling waarbij alle registers tegelijk klinken en flink orgelspel het kerkgebouw vult.

Het bijzondere aan dit orgel is dat dit geschikt is voor samenspel met koren, solisten en ensembles. Hierdoor kan het orgel breed ingezet worden voor de erediensten, concerten en muzikale studies.

Het orgel is vervaardigd van licht massief gelakt eikenhout. Een belangrijke verandering in de nieuwbouw is, dat de tractuur is veranderd van elektro pneumatisch naar mechanisch. Eenvoudig gezegd betekent het een verandering van elektrische verbindingen tussen de klavieren en orgelpijpen naar mechanische verbindingen door bijv. touwtjes en latjes. Een elektro-pneumatisch orgel heeft vele schakelaartjes op de speeltafel.

Een mechanisch orgel heeft trekregisters (knoppen).

Voor de organist, en met name in de barokmuziek, heeft dit een bijzondere meerwaarde omdat de touché (aanslag) meer voelbaar is in het musiceren.

Het stalen onderstel met de zwenkwielen is verwerkt in de ombouw en hierdoor niet zichtbaar. Tijdens het verplaatsen kan het pedaal losgekoppeld worden. De orgelbank kan ook apart verplaatst worden.

In het front van het orgel zitten orgelpijpen van de ‘Koperprestant’ van het voormalige Verschueren-orgel. Dit register stond in het archief omschreven als een “kloeke, frisse, zingende toon….”

Het orgel heeft twee klavieren. Het onderklavier is voor de begeleiding en het bovenklavier voor de soloregistraties. Het pedaal is permanent gekoppeld aan het onderklavier. Ook is er een klavierkoppel. De muzieklessenaar is helemaal dicht aan de achterzijde, zodat de bladmuziek er niet doorheen kan vallen. De muzieklessenaar en het pedaal zijn voorzien van ledverlichting.

Naast de orgelklavieren is er een contactslot gemaakt om de windmotor en verlichting aan en uit te zetten.

In het continuo-orgel zit een nieuwe geruisloze ‘Ventus windmachine’ met een eiken magazijnbalg. De windladen en mechanieken zijn van eikenhout.

Als organist kun je over het meubel kijken en zodoende is er altijd contact met de dirigent mogelijk als er een koor of orkest is.

De toonhoogte is 440 Hz zodat er altijd met andere instrumenten kan worden gemusiceerd. De intonatie is afgestemd op de kerkruimte.